Rijst & Rust in de Ebrodelta

Heerlijke wijnen, voetsporen van Picasso, uitgestrekte rijstvelden die je het gevoel geven door Azië te rijden, flamingo’s, ijsvogels, adelaarsnesten en uitmuntende paella. De delta van de Ebro in Catalonië ligt aan de kust. Maar hier heerst rust en de Costa Brava en Barcelona lijken lichtjaren verwijderd.

Als we de deuren van onze auto opendoen, is het stil. Een bromvlieg zoemt, een vogel fluit, maar verder horen we niets. Wát een contrast met het drukke vliegveld van Barcelona, waar we ruim tweeënhalf uur geleden aankwamen. We zijn in Arnes, op dorp van vijfhonderd mensen in de comarca Terra Alta.

Aan de wijn
Terra Alta, onderdeel van de provincie Tarragona, staat bekend om zijn goede wijnen en in de omgeving worden dan ook volop proeverijen georganiseerd. Na een korte opfrispauze rijden we daarom richting de drieduizend inwoners tellende hoofdstad Gandesa, waar de lokale wijnboer ons laat zien hoe uit de druiven zijn heerlijke Edetària wordt gemaakt. De nog warme namiddagzon schijnt een sprookjesachtig licht over zijn velden.
De passie waarmee de boer zijn landgoed laat zien werkt aanstekelijk en we willen wel eens proeven. Na drie glazen wijn – één wit, één rosé en één rood – is het tijd voor het diner en een goede nachtrust. Morgen beginnen maken we onze eerste fietstocht. Want dat moet je hier doen: fietsen, liefst met een verrekijker om je nek. Dit gebied op de grens tussen de rivier de Ebro, de Middellandse Zee en de uitgestrekte groene bergen is vanwege de ‘rijstmoerassen’ een belangrijke vogelbroedplaats. Volgens de boekjes kun je hier vogels spotten waarvan we de naam niet eens kennen: de kleine en grote zilverreiger, koereiger, ralreiger, puperreiger, zwarte ibis, kwak en woudaap. Maar ook de dunbekmeeuw, Audouins meeuw, allerlei sternsoorten, de flamingo, purperkoet en heel veel steltlopers.

De eerste Picassostraat
“Alles wat ik kan, heb ik hier geleerd”, zou Pablo Picasso hebben gezegd over Horta, het pittoreske dorpje waar we de volgende dag heen fietsen.  De kunstenaar bracht hier twee keer een periode door. De eerste keer (1898-1899) verbleef hij in het huis van de moeder van zijn beste vriend Manuel Pallarès, waar hij herstelde van roodvonk. Tien jaar later keerde hij naar Horta terug met zijn vriendin Fernande Olivier. Schilderijen van de meester van dit dorpje zul je hier niet vinden. Die hangen in het Metropolitan Museum of Arts in New York en in de hermitage in Sint-Petersburg.
Onder leiding van de Belgische gids Philippe, die hier al acht jaar woont en samen met zijn vrouw een chocolaterie in een van de oudste panden van het dorp runt, maken we een wandeling door Horta. Philippe laat ons zien waar Picasso zijn inspiratie opdeed en vanuit welke hoeken van het dorp hij zijn tekeningen op papier zette. Een centrum voor de grote kunstenaar kan hier natuurlijk niet ontbreken. Een echt museum is het niet, want er hangen geen originele werken, maar bezoekers krijgen toch een indruk van het leven van de Spaanse meester. Natuurlijk is ook een straat in Horta naar de schilder vernoemd, de allereerste Picassostraat van Spanje.

Groene paden
Eenmaal buiten klinkt plots harde muziek uit de luidsprekers die op verschillende plaatsen in het dorpje zijn geïnstalleerd. Het zijn de typische klanken van de sardana, dé volksdans van Catalonië, legt Philippe uit. Na het liedje volgt een omroepbericht: een krakende vrouwenstem vertelt de dorpelingen welke producten vandaag op de markt in de aanbieding zijn. Wanneer dan ook nog een oud mannetje met zijn paard door de straten loopt, wanen we ons helemaal terug in de tijd.
We stappen weer op de fiets. We willen de route rijden van Horta naar Benifallet (25 kilometer), die grotendeels over de Vía Verder loopt. Ooit lagen hier spoorrails, maar sinds begin jaren negentig werd meer dan 2000 kilometer oude spoorweg in Spanje omgetoverd tot geasfalteerde paden voor niet-gemotoriseerd verkeer.
Een goed werkend lampje op de fiets is geen overbodige luxe, zo blijkt al snel. We rijden door een tiental tunnels en de ‘automatische verlichting’ blijkt niet altijd zijn werk te doen. Gelukkig zitten er geen hobbels in de weg en hebben ook de paar tegenliggers die we kruisen, hun verlichting aan. De omgeving buiten de tunnels is adembenemend mooi. Links en rechts van het pad liggen groen beboste bergen. Af en toe steekt er een kerktorentje bovenuit.
De paden zijn vlak, dus klimmen hoeven we op deze eerste dag niet. Toch is het lekker als we na een paar uur aankomen bij het oude stationnetje van Benifallet, tegenwoordig een restaurant en klein hotel.

IJsvogels en adelaarsnesten
Na een uitbundige maaltijd is het erg verleidelijk een siestaatje te houden, maar we besluiten anders. Op iets meer dan een kilometer begint namelijk de delta van de Ebro waar we willen kajakken. De Ebro is met een lengte van zo’n 925 kilometer de langste rivier die volledig in Spanje ligt. Op een groepje vissers na komen we tijdens onze twee uur durende tocht geen mens tegen. De flora en fauna profiteren hier volop van de rust: we zien ijsvogels en adelaarsnesten.
Volgens locals kun je met een beetje geluk zelfs bevers spotten.
Na een volle dag in de natuur gaan we naar Tortosa, de hoofdstad van de streek Baix Ebre. Het is weer even wennen om in de ‘bewoonde wereld’ te komen. De stad met een imposante kathedraal- barok aan de buitenkant, vanbinnen gotisch – wordt opgesplitst door de Ebro, die hier in de Middellandse Zee uitmondt. Na een wandeling door de oude Joodse buurt – waar tegenwoordig overigens vooral moslims wonen – verlangen we naar ons zachte hotelbed. de route van morgen belooft een stuk pittiger te worden.

Aziatische sfeer
De volgende ochtend waarschuwen locals voor de ‘gevaarlijke’ tocht die we voor de boeg hebben. We bereiden ons voor met een stevig ontbijt, zetten de helmen extra goed op ons hoofd en stappen wat huiverig op de fiets. En inderdaad, in tegenstelling tot gisteren moeten we een behoorlijk stukje klimmen. Maar met dat ‘gevaar’ valt het uiteindelijk hartstikke mee. De Spanjaarden lijken even vergeten dat Nederlanders wat fietsen betreft wel wat zijn gewend.
De natuur is totaal anders dan gisteren. Op sommige delen van de route zou je haast vergeten dat je in Spanje fietst. Het landschap, met de uitgestrekte rijstvelden, de rivier en de palmbomen aan de kant van de weg, doet eerder denken aan Zuidoost-Azië. We fietsen 26 kilometer tot aan de gemeente Deltebre. Door alle rijstvelden willen we graag weten hoe uit de groene planten uiteindelijk witte korrels ontstaan. In het centrum van Deltebre raken we in gesprek met de eigenaar van een rijstmolen. Hij vertelt dat er in zijn molen jaarlijks zo’n 100 tot 150.000 kilo rijst geproduceerd, in verschillende soorten en maten. Het grootste deel van zijn oogst is – hoe kan het ook anders in Spanje – voor paella.

Rijstmodderbad
Gedurende de wintermaanden ligt de delta droog, maar vanaf februari wordt deze weer nat. In april is het tijd om te zaaien, eind juli komen de planten boven de grond en in september kan de oogst beginnen. De uitleg van de molenaar maakt hongerig. En daartegen bestaat geen beter medicijn dan een groot bord verse paella met zeevruchten en vis uit de Ebro.
Om nog even in de rijstsferen te blijven bezoeken we daarna een rijstboerderij. De boer laat zien hoe hij zijn planten kapt en vervolgens te drogen legt. Volgens hem is er geen beter masker voor de huid dan de klei van het rijstveld. En voor we het weten staan we tot onze knieën in de modder. Het voelt een beetje vies wanneer de warme massa tussen onze tenen glibbert. Maar als we ons even later afspoelen, zijn onze voeten inderdaad zachter dan ooit.
Op weg naar het hotel stoppen we om de prachtige zonsondergang te kunnen fotograferen. En alsof dat beeld nog niet romantisch genoeg is, strijkt in de verte een groep roze flamingo’s neer in het veld.

Zand en water

Na twee dagen bos en rivier gaan we op onze laatste fietsdag richting zee. We fietsen in ruim een uur van Deltebre naar La Punta del Fangar. In het nationaal park Ebro Delta maken we een stop om vogels te spotten. Gelukkig hebben we gisteren onze portie flamingo’s al gehad, want de meeste vogels hebben de delta tijdelijk ingeruild voor een warmer onderkomen.Via een hobbelweggetje belanden we bij het kilometerslange ongerepte zandstrand. Water en zand en rust. Ongekende rust. Het lijkt Terschelling wel. Alleen is het water hier een graad of zes warmer. Na een duik drinken we ons laatste glas in de enige strandtent. En dan: terug naar de bewoonde wereld.

 

Gepubliceerd in: España & Más, januari-maart 2015