Waarom weigert Nederland amv’s op te vangen?

Minderjarige vluchtelingen zonder ouders zijn niet veilig in de Griekse kampen. Daarom hebben elf Europese landen – na aandringen van Griekenland, de Europese Commissie en hulporganisaties – besloten om deze kinderen op te vangen. Nederland doet niet mee. Waarom blijven wij weigeren?

Dit verhaal kun je ook lezen op oneworld.nl

Naar schatting leven ruim 1700 kinderen1 op dit moment zonder ouders in en rondom overvolle Griekse vluchtelingenkampen. Op papier verblijven de alleenstaande minderjarigen in de kampen apart in zogeheten ‘safe zones’, maar in de praktijk is er in die zones lang niet genoeg plek.

Veel kinderen slapen in de buitenlucht. Ze worden blootgesteld aan slecht weer en aan geweld en lopen het risico te worden misbruikt. Aan het beetje onderwijs dat er in de kampen werd gegeven is voor de meeste kinderen een einde gekomen, nu vrijwilligers zijn vertrokken en gemeenschappelijke ruimtes gesloten blijven vanwege corona.

Dit voorjaar leek er een vonkje hoop te zijn. Elf Europese landen beloofden een deel van de kinderen op te nemen. Luxemburg (11 kinderen) en Duitsland (47 kinderen) waren de eersten die de daad bij het woord voegden. Ook Frankrijk, Finland, Ierland, Portugal, Kroatië, Litouwen, België, Bulgarije en Zwitserland zegden toe. Nederland niet.

“Nederland verwijt landen als Griekenland en Italië dat ze hun zaken zelf en beter moeten regelen”, zegt Henk van Houtum, hoogleraar Geopolitiek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In het Nederlandse (gebrek aan) handelen ziet hij overeenkomsten met de houding van Nederland tijdens de financiële crisis na 2008 en de vluchtelingencrisis van 2015.

“Hoe anders is de opstelling van de Duitsers: zij redeneren, juist omdat we dankzij de Europese Unie vrij, veilig en welvarend zijn, dat het niet alleen rationeel is om elkaar te helpen, maar dat ze dat ook moreel verplicht zijn.” Net als in 2008 en in 2015 maakt Nederland een slechte beurt in het zuiden van de Europese Unie, ziet Van Houtum.

Dat er ook in Nederland wel degelijk draagvlak bestaat voor het opnemen van minderjarigen, bleek uit een oproep van Defence for Children, Vluchtelingenwerk en Stichting Vluchteling om een deel van de alleenstaande kinderen op te vangen in Nederland. De oproep, op 23 april paginagroot afgedrukt in NRC, werd ondertekend door meer dan honderd hulporganisaties, wetenschappers, artsen, kerken, moskeeën en politici, onder wie leden van de VVD en het CDA, de twee grootste regeringspartijen die weigeren om ook maar één kind op te vangen.

Een van de namen onder de oproep in NRC was die van Ashley Terlouw, hoogleraar Rechtssociologie aan de Radboud Universiteit. Dat de Nederlandse regering de kinderen niet wil opnemen, is volgens haar simpelweg politieke onwil. “Asiel is de achilleshiel voor deze regering. Vermoedelijk is de regering ook bang dat ze kiezers verliezen aan extreemrechts, of ze vrezen dat het een aanzuigende werking zal hebben.”

Electoraal belang lijkt inderdaad mee te spelen, zegt hoogleraar Van Houtum. “Net als de angst voor het wetenschappelijk niet-onderbouwde idee dat solidariteit een ‘aanzuigende werking’ zou hebben. Om die reden is in 2013 het zogenaamde categoriale beschermingsbeleid afgeschaft, en vorig jaar de discretionaire bevoegdheid.” Het eerste hield in dat asielzoekers uit als onveilig aangemerkte gebieden in principe een asielstatus kregen. De discretionaire bevoegdheid werd gebruikt wanneer iemand in eerste instantie geen verblijfsvergunning kreeg, maar een verzoek indiende om deze vanwege uitzonderlijke individuele omstandigheden alsnog te verlenen.

De harde aanpak zou volgens Van Houtum wel eens averechts kunnen werken: “Een harde opstelling, met als doel de extreemrechtse flank voor te blijven, speelt die partijen juist in de kaart. Op die manier worden de middenpartijen steeds rechtser, om maar hun zetels te behouden. Het extreme wordt het nieuwe normaal.”

“Het lijkt of Nederland niet eens meer in de verleiding gebracht wil worden om gehoor te moeten geven aan de oproep tot solidariteit en barmhartigheid zoals we die bijvoorbeeld zagen met de asielkinderen Mauro in 2011 en Howick en Lili in 2018”, vervolgt Van Houtum. Kort na ‘Mauro’ werd het beschermingsbeleid afgeschaft en kort na de zaak van Howick en Lili de discretionaire bevoegdheid. Dat lijkt niet helemaal los te staan van elkaar, ziet hij.

Dat er geen draagvlak zou zijn om kinderen op te vangen of niet gemaakt kan worden, is niet waar, stelt Van Houtum. “Het gebeurt simpelweg niet. De politiek lijkt zich achter het eigen aangepaste beleid te verschuilen om niet solidair te hoeven zijn. Dat deze rechtlijnige, nukkige opstelling juist laat zien dat er juridische beschermingsregels voor zijn afgeschaft, en daarmee de eigen rechtsstaat en de internationale solidariteit wordt ondergraven, realiseert kennelijk niemand zich. Het Nederlandse grensbeleid schiet zichzelf in de voet.”

Volgens hoogleraar Rechtssociologie Terlouw zijn er genoeg – humanitaire en juridische – redenen waarom Nederland deze kinderen wel zou moeten opvangen. Zo noemt ze artikel 23 van de richtlijn van het Europese Parlement voor opvang van vluchtelingen. Daarin staat dat lidstaten een adequate opvang moeten garanderen voor de psychische, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van een minderjarige. “Je kunt je sterk afvragen of de opvang in Griekse kampen adequaat is”, aldus Terlouw.

Verder wijst ze op artikel 3 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat bepaalt dat het belang van het kind in dergelijke beslissingen voorop moet staan. Dit staat ook in het EU-grondrechten Handvest, waar bovendien staat dat de menselijke waardigheid moet worden geëerbiedigd en beschermd. Hoe met deze kinderen wordt omgesprongen getuigt niet bepaald van respect voor de menselijke waardigheid, stelt Terlouw.

Artikel 80 uit het Verdrag betreffende de Werking van de EU gaat over het solidariteitsprincipe wat betreft grenscontroles, asiel en immigratie. “Als Griekenland een andere lidstaat vraagt om vluchtelingen over te nemen, dan kan dat zonder in strijd te zijn met de Dublinverordening, die bepaalt welk land verantwoordelijk is voor een asielaanvraag2”, legt Terlouw uit.

De verdragen en wetten zijn bindend, maar het probleem is dat ze verschillend geïnterpreteerd kunnen worden, verklaart Terlouw. “Het is evident dat zoals het nu gaat, niet in het belang is van het kind. Maar de regering redeneert dat belang weg. Je kunt juridisch van alles afspreken, maar uiteindelijk is er politieke wil nodig.”

Op lokaal niveau is die wil er. Op het moment van schrijven hebben 92 gemeenten en drie provincies (Noord-Holland, Drenthe en Utrecht) aangegeven dat zij kinderen willen verwelkomen. “Als iedereen die heeft toegezegd er een paar opneemt, dan is het opgelost”, zegt Martin Vegter, juridisch adviseur Kinderrechten en Migratie bij kinderrechtenorganisatie Defence for Children. Dat de regering niet ingaat op de wens van de gemeenten, ondergraaft de verhouding tussen centraal en regionaal gezag, stelt Van Houtum. “Dit drijft een wig tussen de nationale politiek en zij die daadwerkelijk de opvang zouden faciliteren: de gemeenten.”

Den Haag presenteert ondertussen een andere oplossing. In plaats van opvang híer biedt de Nederlandse regering aan om in Griekenland hulp te bieden. Staatssecretaris Broekers-Knol (VVD) van Justitie en Veiligheid informeerde de Tweede Kamer begin mei over een zogenoemd voogdijprogramma dat met Nederlandse steun in Griekenland moet worden uitgerold. In de brief schrijft de staatssecretaris dat ‘op korte termijn’ 48 alleenstaande minderjarige asielzoekers veilige opvang krijgen op het Griekse vasteland. Nederland trekt daar eenmalig 3,5 tot 4 miljoen euro voor uit. ‘Griekenland heeft aangegeven graag gebruik te willen maken van Nederlandse expertise en trainers voor het opzetten van een trainingsprogramma voor de trainers van voogden’, aldus de staatssecretaris in de Kamerbrief.

De staatssecretaris verwacht dat er de komende drie jaar vijfhonderd kinderen met dit programma kunnen worden opgevangen door voogden, in centra of in pleeggezinnen ter plaatse. Vegter van Defence for Children gelooft niet dat dit plan een echte oplossing biedt, al wordt het wel zo gepresenteerd: “De problematiek in Griekenland is zeer nijpend, er moet snel een oplossing komen voor een acuut probleem. Dat is dit niet. Het duurt heel lang voordat het een substantieel verschil gaat maken.”

“Als er nou een heel goed werkend voogdijsysteem zou zijn in Griekenland, dan is dit plan op lange termijn een goed idee”, zegt Vegter. “Maar dat systeem is er nog lang niet. In Nederland bestaat zo’n systeem al wel en functioneert het bovendien prima. Er zijn veel voogden in Nederland, er zijn voldoende pleeggezinnen. De kinderen zouden hier heel gemakkelijk kunnen worden opgevangen.”

Een laatste argument, zegt Terlouw, om de minderjarigen wél op te nemen, is eigenbelang. “Bedenk dat deze kinderen nu opgroeien in de meest inhumane omstandigheden. Wat kweek je dan voor generatie van gefrustreerde en getraumatiseerde jongeren zonder opleiding? En wat betekent dat als ze later alsnog naar andere Europese landen komen? Een lost generation is slecht voor de hele wereld.”