Waarom niemand in Spanje een burn-out heeft
De burn-out is in Nederland alom vertegenwoordigd. Op de werkvloer, in de media en bij de psycholoog op de bank. Zo niet in Spanje. In de vijfenhalf jaar die Carlijn Teeven er woont, hoorde ze er nooit iemand over. Een bevestiging van het clichébeeld van de relaxte Spanjaard, of is er ook een andere verklaring?
Je kunt dit artikel ook lezen op de site van Vrij Nederland
Keihard schuren, urenlang. Nergens anders aan denken. Tot het papier vaal is, de lak van het hout verdwenen en het hoofd leeg. De werkplaats van Marta Petreñas (32), verscholen in een smal steegje in het oude centrum van Barcelona, lijkt bij uitstek geschikt om stress te boven te komen. In de gang staan kasten waar de lades van ontbreken, stoelen met drie poten en poefs waar de veren uitspringen als tetrisblokjes in- en op elkaar gestapeld. In de grote vriezer zitten kleinere meubels, gisteravond door Marta van straat geplukt, net op tijd om de gemeentelijke ophaaldienst voor te zijn. Na 48 uur op -20 graden weet je zeker dat de houtwormen dood zijn. Daarna kan het herstel beginnen: schuren, timmeren, lakken en lijmen. Een helende klus voor overbelaste geesten.
Marta drapeert nauwkeurig een blauwfluwelen stof over het zitvlak van een stoel. ‘Burn-out… ik dacht dat het een term was uit videogames, als je gas geeft en er een vlam uit je autootje slaat,’ zegt ze droog terwijl ze het fluweel met siernagels aan het hout bevestigt.
Ik had gehoopt dat Marta me in contact zou kunnen brengen met een cursist die door het opknappen van oude meubels een burn-out overwon, maar de Catalaanse heeft van dat hele woord dus nog nooit gehoord. Het síndrome del quemado dan? probeer ik in het Spaans – een veelgebruikte term die zoiets betekent als ‘syndroom opgebrand’. Ook niet. ‘Je bedoelt stress op het werk? Ja, dat hebben we allemaal wel eens, toch?’
Veel te serieus
In Nederland is de burn-out overal, zo lijkt het. Bevriende freelancers klagen over broodfondsen waar slechts sneetjes overblijven omdat opgebrande leden maandenlang met geld uit de pot worden onderhouden. De Volkskrant wijdde een complete themagids aan de ziekte en als Sophie in de mentale kreukels ligt, mag iedereen het weten. Hoe anders is dat hier. Ik woon nu vijfenhalf jaar in Spanje en heb, voor zover ik weet, niet één Spanjaard met een burn-out ontmoet. Op televisie en dagbladen is het speuren naar het onderwerp. In de krant Heraldo, uitgegeven in de noordoostelijke regio Aragón, stond eind vorig jaar een artikel waarin de burn-out werd gepresenteerd als een geheel nieuw fenomeen. De kop: ‘Opgebrand door je werk? Het heeft een naam én een oplossing’.
Als ik Spaanse vrienden vertel dat stress, overspannenheid en het totaal opgebrand zijn door werk in Nederland alledaagse thema’s zijn, lachen ze me in eerste instantie uit. ‘Jullie nemen het leven ook veel te serieus, daar in het noorden. Je leeft toch niet om te werken?’
Misschien is werk in Spanje wel minder onderdeel van iemands identiteit, bedenk ik. Bepaalt het niet per se je status of het hokje waar je in wordt geplaatst. Hier bén ik geen journalist, maar wérk ik als journalist. Bij een nieuwe ontmoeting is de eerste vraag hier vaak niet wat iemand voor de kost doet, maar waar diegene vandaan komt. En in de tien dagen dat ik voor het eerst bij mijn schoonouders over de vloer was, vroegen ze niet één keer naar mijn werk, maar wilden ze wél elke ochtend weten hoe het met mijn familie was.
900 euro per maand
De perceptie van werk mag in Spanje wellicht wat anders zijn, maar door aan te nemen dat de Spanjaard minder hard werkt, zou je hem toch echt te kort doen. Werkdagen zijn lang: om 9 uur beginnen en pas na 19 uur ’s avonds weer buitenstaan is heel normaal. De lunchpauze mag dan langer duren, maar twee uur pauzeren betekent ook ’s avonds twee uur langer doorwerken. Voordat er is gekookt, gegeten en afgewassen, loopt het vaak tegen elven.
Een gemiddeld salaris ligt net onder de 1.900 euro bruto. Het wettelijke minimumloon ging dit jaar flink omhoog, maar is met 900 euro bruto per maand nog steeds niet hoog. De term mileurista, duizend-euro-verdiener, werd in 2005 voor het eerst gebruikt door Carolina Aguacil in een ingezonden brief aan de Spaanse krant El País.
Mileuristas zijn hoogopgeleide jongeren tussen de 25 en 34 jaar die meerdere talen spreken, cursussen hebben gevolgd en stages hebben gelopen om hun kansen op een goede baan te vergroten. Maar met het werk waar ze voor worden aangenomen, verdienen ze rond de duizend euro per maand. Bijna vijftien jaar en een zware crisis later is mileurista zijn voor veel jongeren nog altijd de norm.
Paniekaanval
De 28-jarige Laura was zo’n Spaanse mileurista. Na een stage bij een goed bekendstaand communicatiebureau in Madrid kreeg ze haar eerste halfjaarcontract aangeboden. En ook al betaalde het slecht, maakte ze dagen van elf uur en voelde ze een constante angst om elk moment buiten gezet te kunnen worden, de trots overheerste. ‘Het was een kans die ik moest grijpen. Ik kon straks tenminste de naam van dit bedrijf op mijn cv zetten en deed interessante contacten op waar ik de rest van mijn carrière wat aan zou kunnen hebben.’
Het was haar eerste baan. Dat ze steeds misselijk naar werk ging, hoorde er misschien wel bij, dacht ze. De dag dat ze zich met een paniekaanval op de eerste hulp meldde, negeerde ze het advies van de arts om twee dagen thuis te blijven, uit angst ontslagen te worden. Toen massages voor haar vastzittende nek en rug niet leken te helpen, probeerde ze reiki. Door te snorkelen normaliseerde haar ademhaling weer. Na een derde halfjaarcontract kwam er geen verlenging. Precies waar ze zo bang voor was, maar achteraf misschien wel het minst slechte scenario.
Laura kent de term burn-out, maar durft niet te concluderen dat ze er zelf een heeft gehad. ‘Het is zo’n modern concept.’ Ook haar psycholoog, die ze ook nu ze in Parijs aan de modeschool studeert nog tweewekelijks spreekt via Skype, heeft ze het woord, of een Spaanse variant daarop, nooit in de mond horen nemen.
Doodop
Jesús Montero Marín werkt als klinisch psycholoog in Zaragoza en doet als één van de weinige wetenschappers in Spanje onderzoek naar burn-outs. ‘Wat in Nederland wordt gediagnosticeerd als een burn-out, wordt in Spanje vaak onder de algemene noemer depressie geschoven. De meeste Spaanse psychologen en huisartsen hebben simpelweg niet genoeg kennis om het onderscheid te kunnen maken.’
Montero beaamt dat de symptomen van een burn-out en een depressie ontzettend veel op elkaar lijken. ‘In beide gevallen ben je doodop, maar bij een burn-out is die vermoeidheid in eerste instantie gerelateerd aan het werk. Uiteindelijk kan dat gevoel natuurlijk ook overslaan op andere terreinen van het leven, waardoor het een algemene depressie wordt. Spanjaarden wachten, vaak uit financiële overwegingen of uit onwetendheid, lang met naar een specialist gaan en tegen de tijd dat ze een eerste afspraak hebben, is hun burn-out al overgegaan in een depressie.’
Nederland is op dat gebied veel verder, stelt Montero. ‘Jullie zijn beter opgeleid en vrijer van vooroordelen. Ik werkte samen met onderzoekers van de Vrije Universiteit in Amsterdam en zag dat de manier van werken in Nederland ook heel anders is. Er zijn meer mogelijkheden om werk en gezin te combineren en vanuit huis werken is heel gewoon. Dat is in Spanje echt niet zo.’
Los van gebrek aan kennis over de burn-out is er volgens Montero nog een andere reden dat je Spanjaarden zelden hoort over stress of sores op het werk: ‘Zeggen dat je ongelukkig bent, is taboe.’
‘Als je er niet over praat, maak je het ook minder belangrijk,’ gelooft Laura. Daarom deelde ze met bijna niemand dat ze zich al die tijd zo slecht had gevoeld in Madrid. Het is ook de reden dat ze niet met haar achternaam genoemd wil worden. ‘Wij Spanjaarden hebben een mentaliteit van gelukkig zijn. We zijn relaxed, het is mooi weer, de mensen lachen. Kijk in de Parijse metro eens om je heen: iedereen ziet eruit alsof ze net een citroen hebben gegeten.’
Oververzadigd
Montero merkt dat er in Spanje veel angst heerst rondom het bespreken van stress en overspannenheid op de werkvloer. ‘Zowel bij werknemers, die bang zijn hun baan te verliezen als ze aangeven dat ze het werk niet aankunnen, als bij werkgevers, die een slechte naam willen voorkomen: wat zegt het over mijn bedrijf als het personeel opgebrand raakt?’
Ik vraag Montero of hij me in contact kan brengen met een Spanjaard die de diagnose burn-out heeft gekregen. Een dag later krijg ik een mail. ‘Ik heb het twee gespecialiseerde collega’s gevraagd, maar ze hebben allebei al even geen patiënten met een burn-out gehad en contact opnemen met oude patiënten wordt lastig. Sorry.’ Als zelfs de burn-out-specialist niemand met een burn-out kan vinden, is zijn onderzoek dan overbodig of moet er juist meer aandacht voor komen?
Er is nog weinig Europa-breed onderzoek gedaan naar de burn-out. Uit een onderzoek van de Nederlandse hoogleraar arbeidspsychologie Wilmar Schaufeli onder 44.000 werknemers bleek eind 2018 dat Nederland de minste burn-outs van de Europese Unie kent. Spanje zou juist in de top 10 van landen met de meeste burn-outs staan. Het onderzoek baseerde zich op één vraag: ‘Ben je doodop aan het einde van de werkdag?’ Een Nederlander die om zes uur ’s avonds thuiskomt zal die vraag vermoedelijk anders beantwoorden dan een Spanjaard die tot acht uur door heeft gewerkt. Schaufeli had het ook graag anders gezien, laat hij per mail weten. ‘Maar meer zit er niet in de EWCS (de Europese Enquête naar Arbeidsomstandigheden, red.). Dit is the best we can get.’
Dan belt Marta, van de meubels. Ze heeft nog eens nagedacht en misschien kent ze tóch een cursist met ‘dat ene syndroom’ waar ik haar over vertelde. Lydia McCabe is 34 jaar, half Engels en half Grieks en woont sinds acht jaar in Spanje. Vorig jaar bracht ze maandenlang vijf uur per dag door in Marta’s werkplaats. Bij elk meubel dat ze opknapte vond ze haar oude zelf een beetje terug. Haar Spaanse psycholoog duidde Lydia’s toestand als ‘oververzadigd’.
Toen Lydia aankwam in Barcelona, zat Spanje middenin de crisis. Het feit dat ze in die tijd een baan in de marketing, de sector waarvoor ze was opgeleid, had kunnen vinden, mocht een klein wonder heten. Ze schrok wel van de intensiviteit van het werk. De dagen die ze maakte waren veel langer dan ze gewend was in Engeland en Griekenland, en de druk vele malen hoger. Vanaf haar begintijd liep ze bij een psycholoog, maar stoppen met werken was een te groot risico. Wat als ze daarna niets anders meer zou vinden?’
Als ontslag altijd op de loer ligt, het idee heerst dat je blij moet zijn dat je überhaupt een baan hebt en huisartsen niet bekend zijn met het fenomeen burn-out, is de ‘luxe’ van thuisblijven geen optie.
Zelf twijfelt Lydia er niet aan dat ze in Engeland het stempel burn-out zou hebben gekregen. En mogelijk geldt voor Laura hetzelfde. Maar als ontslag altijd op de loer ligt, het algemene idee heerst dat je blij moet zijn dat je überhaupt een baan hebt en huisartsen niet bekend zijn met het fenomeen burn-out, is de ‘luxe’ van thuisblijven geen optie.
‘Toen de vestiging in Barcelona sloot, wilde mijn baas dat ik mee zou gaan naar Madrid, maar dat wilde ik niet. Dat duwtje had ik nodig om helemaal te durven stoppen en een detox-jaar in te lassen. Die sabbatical was mogelijk doordat ik een financieel vangnet had opgebouwd en ik besef goed dat veel mensen in Spanje die luxe níet hebben.’
Meer balans
Dat burn-out in Spanje niet zo’n thema is, heeft volgens Lydia ook te maken met het minderwaardigheidscomplex waar de Spanjaarden aan zouden lijden. ‘Aan de ene kant zijn ze ontzettend trots op hun Spaanse levensstijl. Maar tegelijkertijd kijken ze op tegen alles wat uit het buitenland komt, en dan met name uit Noord-Europa. Grieken en Britten zijn trots op hun nationale producten, maar voor een Spanjaard is iets dat van buiten de landsgrenzen komt al gauw beter. Noord-Europeanen weten in Spaanse ogen hoe het moet en staan bekend als harde werkers, dus moeten de Spanjaarden dat ook kunnen.’
Inmiddels heeft Lydia een nieuwe baan in Madrid, opnieuw in de marketing. En weer ervaart ze stress. ‘Dat hoort erbij in dit werk en ik denk dat het altijd zo zal blijven. Maar een volgende keer laat ik het niet meer zo ver komen.’
De belangrijkste les die ze leerde tijdens haar ‘oververzadiging’? ‘Meer balans tussen werk en privé. Dus niet alleen maar omgaan met collega’s of andere mensen uit het vak, maar ook dingen daarbuiten ondernemen. Én vaker een sabbatical inlassen, ook als ik niet opgebrand ben. Ik hoop moeder te worden en het lijkt me mooi om in het eerste levensjaar van mijn kind thuis te kunnen zijn. Al weet ik nu al dat mijn baas dat héél raar gaat vinden.’
Laura kwam de teleurstelling bij het communicatiebureau in Madrid te boven door een paar maanden bij haar ouders te wonen en daarna te gaan studeren in Parijs. Haar studie betaalt ze door Spaanse lessen te geven. Van haar eerste werkervaring liep ze, zo zegt ze zelf, ‘een klein trauma op’. ‘Ik ben zo bang dat het een volgende keer weer zo zal gaan. Heel eerlijk gezegd ben ik misschien ook wel gaan studeren om voorlopig niet meer de arbeidsmarkt op te hoeven.’
Noem het burn-out, oververzadiging, opbranding of werkgerelateerde depressie: ook in Spanje is er blijkbaar niet aan te ontkomen. Officiële cijfers over Spanjaarden met een burn-out zijn er nauwelijks, ‘en de cijfers díe er zijn, zijn onvoldoende betrouwbaar,’ aldus Montero.
Naar een fenomeen waar veel mensen nog nooit van hebben gehoord, is misschien ook wel lastig onderzoek te doen.